D.3 Resultaten genereren met batch procedure - RuudvandenWijngaart/VestaDV GitHub Wiki
Op deze pagina wordt beschreven welke stappen moeten worden gezet om tot resultaten te komen met de batch procedure. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat een gebruiker toekomstscenario’s heeft gedefinieerd middels runfiles en deze data nu wil omzetten in analyseerbare resultaten. Standaard wordt met de batch procedure alle resultaten in het model berekend.
Belangrijk om hierbij te vermelden is dat de stappen die op deze pagina worden beschreven uitgaan van een analyseniveau op nationale schaal. Vesta MAIS is in de voorbeeldberekeningen alleen gedraaid op nationale schaal en de bewerkingsstappen zijn daarom ook gebaseerd op uitvoer van dit niveau.
Stappenplan batch procedure
In de map 'Runs' (locatie: %ProjDir%\Runs\
) worden verschillende soorten runs weergegeven, waarbij elke run weer een toekomstscenario verkent met verschillende beleidsmaatregelen of omgevingsomstandigheden (zoals opgezet in onderdeel D.1). Maar voordat we de resultaten kunnen analyseren moeten we het model nog wel aanzetten. Om Vesta MAIS te draaien in batch-mode is er niet een grote knop met 'Start' erop of iets dergelijks, maar hiervoor moet een bestand worden geactiveerd. Met de batch procedure worden alle resultaten in het model berekend.
Hiervoor moeten een aantal stappen worden doorlopen:
1. Stel de juiste paden in voor de batch-procedure: Open %ProjDir%\Runs\path\set.bat
met een tekstverwerker (bijvoorbeeld Notepad of Crimson editor) en stel in de bovenste regels jouw machine specifieke paden in. Bij prj_dir
moet verwezen worden naar je %ProjDir%
(bijvoorbeeld C:\Vesta\PD\VestaDV-[versienummer]
), bij log_dir
moet verwezen worden naar de map waar jij je logbestanden wilt opslaan (bijvoorbeeld C:\Vesta\LD\Logfiles
) en exe_dir
moet verwijzen naar de locatie van je GeoDMS versie (bijvoorbeeld C:\Program Files\ObjectVision\GeoDms7206
). Sla je wijzigingen op.
N.b: Zorg ook ervoor dat in de GeoDMS GUI de paths van de LocalDataDir en SourceDataDir correct staan (in de GUI aan te passen via Tools/Options/General Settings). Indien je de installatie (zie onderdeel B.2 correct hebt uitgevoerd, dan staan deze paden al juist en is er geen verdere handeling nodig.
2. Geef de batch-procedure mee welke runfile doorgerekend moet worden: Open %ProjDir%\Runs\batch_referentie.bat
met een tekstverwerker (bijvoorbeeld Notepad of Crimson editor). Wanneer je dit bestand opent zie je de volgende regel: "%exe_path%" /L"%log_dir%\Referentie.txt" "%prj_dir%\Runs\Referentie.dms" /Resultaten/Exports/GenerateAllIndicatoren
. Deze regel geeft aan dat de referentie run (Referentie.dms) wordt doorgerekend.
Indien de gebruik zelf een modelrun heeft gemaakt met een andere naam, dient de gebruikt in de regel code 'Referentie' te vervangen met de zelf gedefinieerde runnaam. Wil je meerdere modelruns doorrekenen? Dan kan de gebruiker deze regel kopiëren en toevoegen aan de lijst van modelruns die doorgerekend moeten worden. Bijvoorbeeld, als de gebruik drie modelruns wilt berekenen (genaamd Referentie.dms Beleid1.dms en Beleid2.dms), dan dient de batch_referentie.bat er als volgt uit te zien:
3. Dubbelklik met de linkermuisknop op het bestand batch_referentie.bat. Als alles goed gaat opent er nu een Command Prompt-scherm (een MS-DOS Prompt); een scherm waar een aantal regels worden weggeschreven. Na deze regels komt de naam van de run in beeld. Dit zal gedurende een periode blijven staan, het model is op dat moment aan het rekenen voor de betreffende run(s).
4. Na verloop van tijd zullen de resultaten worden opgeslagen in de Local Data directory onder %LocalDataDir%\_runnaam_\
. Hier kunnen de resultaten bekeken worden.
Het eindresultaat
Wanneer het model klaar is met het berekenen van de 1e run, dan gaat deze verder met de 2e run mocht deze gespecificeerd zijn. Op dit moment is het mogelijk om maximaal 5 runs op te nemen in de batch procedure (batch_referentie.bat).
Het eindresultaat van deze stap kunnen dus bijvoorbeeld 5 mappen met resultaten zijn (met de betreffende run-naam in %LocalDataDir%\Runs\
). De 5 mappen staan voor de 5 samengestelde runs van de gebruiker.
Bij het veelvuldig draaien van runs kan het handig zijn om enige kennis te bezitten van de functie en werking van de Local Data (LD) map en de CalcCache waarin (tussen)resultaten worden opgeslagen. Bij foutmeldingen in het MS-DOS scherm kan het soms noodzakelijk zijn de folders in deze Local Data map geheel te wissen.
Voor meer informatie over het gebruik van de GeoDmsRun.exe, zie de volgende link.